Kloosterdomein Franciscanessen (luisterpaal)

De luisterpaal op het domein van de zusters Franciscanessen staat ter hoogte van de Engelse Rijtweg. Op de Ferrariskaart van 1777-1778 kan je deze weg reeds herkennen, gelegen te midden van heide en vennen. Er is niet toevallig gekozen om de luisterpaal op het voormalige kloosterdomein van de Franciscanessen te plaatsen. Hier is de evolutie van het landschap duidelijk zichtbaar. De kloosterzusters hebben immers woeste gronden en heide, te vergelijken met het huidige Groot Schietveld dat ten zuiden grenst aan het kloosterdomein, omgevormd tot een groot parkdomein, waar vroeger intensief aan land- en tuinbouw werd gedaan om de zusters te voorzien van levensmiddelen. Op een oude plattegrond van het kloosterdomein zijn de tuinen, hoven, weiden, enzovoort zeer goed zichtbaar.

De zusters Franciscanessen zijn onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van deelgemeente Gooreind. Op 6 oktober 1845 kocht ene Josephus Reyniers-Vrancken, koopman in Antwerpen, een eigendom van meer dan 33 ha met daarop een huis.  Regelmatig kocht Reyniers grond bij, zodat hij in 1877 een eigendom bezat van 97 ha.  Zijn eigendom lag zowat over heel Gooreind verspreid. Op het terrein dat later eigendom zal worden van de zusters bouwde hij in 1848 twee aanpalende huizen. In 1859 bouwde hij  een hoeve die later bekend werd als ‘hoeve Heidebloem’. In 2010 kocht de gemeente deze hoeve en aanpalende gronden aan met de bedoeling een educatief centrum op te richten. Helaas vernielde een brand op 26 januari 2012 de hoeve. Ze werd volledig afgebroken in 2015 omdat ze een gevaar vormde voor de talloze wandelaars op het kloosterdomein.

Jozef Reyniers stierf kinderloos en deels door verkoop, deels door erfenis, kwam zijn ganse eigendom in Gooreind toe aan zijn neef Hyppolyte Janssens - de Burges van Brussel.  In 1883 werd Henricus Amandus Blôte - Janssens eigenaar van alle voormalige bezittingen van Jozef Reyniers. Op 22 maart 1895 verkocht Blöte een deel van het eigendom aan acht vrouwen, waarvan drie religieuzen. Het was vooral op vraag van kardinaal Goossens, stichter der Orde van de Franciscanessen, Missionarissen van Maria,  dat in Gooreind een vormingshuis voor toekomstige missionarissen werd gesticht. Naast de boerderij werden ateliers opgericht om werk te verschaffen aan jonge meisjes. Het domein was 42ha groot en het werd meteen door de zusters Franciscanessen in gebruik genomen. In 1905 werd de eigendom overgedragen aan drie gezusters le Jariël, om ten slotte in 1923  te worden overgedragen aan de VZW Zusters Franciscanessen van Maria.

De paters van Scheut stapten naar de zusters met het voorstel om missionarissen op te leiden voor missiewerk in Congo. Kardinaal Goossens, die dit plan steunde, ondernam de nodige stappen bij de Stichteres van de Franciscanessen Missionarissen van Maria. Begin 1895 werd het missieklooster van de Franciscanessen officieel geopend en op 30 mei 1895 arriveerde de eerste postulante. Op het einde van 1895 telde de kloostergemeenschap al 19 zusters en op 8 oktober 1897 vertrokken de zeven eerste missiezusters richting Congo. In 1899 werd op het domein een lagere school voor meisjes opgericht, maar die verhuisde al snel naar het centrum van Gooreind, op de plaats van de huidige school Mater Dei. In 1913 werd deze school overgedragen aan de Zusters van Vorselaar.

Het klooster groeide gestaag en in 1904 telde de gemeenschap 31 zusters, 31 novicen en 9 postulanten. In het begin van de Eerste Wereldoorlog vertrokken alle zusters en novicen richting Amsterdam, maar na een maand kwamen alle zusters terug naar Gooreind. Enkele arbeiders die niet gemobiliseerd waren, hielpen de zusters om de landbouw en de veeteelt te kunnen handhaven. Na de oorlog hernam het leven in het klooster zijn gewone gang.  De grote toename van het aantal novicen verplichtte de gemeenschap een grotere kapel in te richten. In 1925 gaf de gemeente Wuustwezel de toelating om een kerkhof aan te leggen binnen de grenzen van het kloosterdomein. In 1926 werd begonnen aan de bouw van een nieuw noviciaat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verhuisden alle novicen naar Mechelen om na de oorlog terug te keren naar Gooreind. In 1951 werd een volledig nieuw noviciaat gebouwd, maar het aantal novicen verminderde gestaag sinds het einde van de oorlog. Het ‘oude’ kerkhof werd stilaan te klein en in 1958 werd beslist om naast het eerste kerkhof een tweede kerkhof aan te leggen. In 1968 vond de laatste professie plaats in het klooster in Gooreind. In totaal werden tussen 1895 en 1968 maar liefst 2003 vrouwen tot Franciscanes missionaris van Maria gevormd en uitgestuurd over de vijf werelddelen.

In 1994 verbouwde vzw Coda een gedeelte van de hoeve om tot een palliatieve instelling en het jaar daarna vierden de overgebleven kloosterzusters het honderdjarig bestaan van hun klooster in Gooreind. Op 22 juni 2010 gebeurde iets wat men al lang had zien naderen: de 25 overgebleven zusters Franciscanessen namen met een plechtige eucharistieviering, opgedragen door de bisschop van Antwerpen, Mgr. Bonny, afscheid van hun klooster in Gooreind.  115 jaar lang waren de zusters Franciscanessen een deel van de Gooreindse gemeenschap geweest.  Heel wat mensen van Gooreind  hebben in de tuin, op de boerderij, in de keuken, in het huishouden, enzovoort van het klooster gewerkt. Kempens Landschap vzw kocht samen met het gemeentebestuur het kloosterdomein. De oude kloostergebouwen werden afgebroken en maakten plaats voor het nieuwe woonzorgcentrum Amandina in 2012, waarbij de oude kapel geïntegreerd werd in het geheel. Ook het OCMW van Wuustwezel nam in 2014 haar intrek in het nieuwe Sociaal Huis dat op de gronden van het voormalig kloosterdomein werd gebouwd.

Gooreind

De Franciscanessen hebben een prominente rol gespeeld in de geschiedenis van Gooreind. De deelgemeente Gooreind ligt aan de andere kant van de Bredabaan. De geschiedenis van Gooreind gaat niet ver terug.  Er zijn geen sporen van Hunnebedden, van Romeinse timuli en er zijn geen sporen van een Frankische nederzetting. Wat nu Gooreind is, was tot diep in de achttiende eeuw niet veel meer dan een wildernis van heidevlakten en vennen.  Er was enkel een schaarse, schamele behuizing in Oud-Gooreind,  Klein-Gooreind,  Akkerveken  en Noordheuvel.  Deze gehuchtjes waren gelegen aan het einde van de “Gooren”, een moerassige streek begroeid met biezen, riet en schrale dennen. Een zeker gedeelte van de gronden werd in de vier kleine woonkernen ontgonnen. Een paar boerderijtjes lagen er verspreid tussen. Op de Ferrariskaart van 1777-1778 zijn de kleine woonkerken duidelijk herkenbaar.

Voordat Gooreind een zelfstandig gehucht werd, met eigen kerk en eigen school, was er van de huidige dorpskern nog geen sprake. De geschiedenis van Gooreind begint eigenlijk pas met de aanleg van de Bredabaan. Wuustwezel lag begin negentiende eeuw halverwege tussen de twee belangrijke garnizoensteden Antwerpen en Breda.  In 1802 schreef de prefect van het departement der Twee Neten, d’ Herbouville, dat geen enkele weg  de heidevlakten in de Antwerpse Kempen doorkruiste. Indien men deze streek niet door en door kende, kon men enkel vertrouwen op oriëntatievermogen om een bestemming te kunnen bereiken.

De aanleg van een weg was het beste middel om de heide te ontginnen. Eenmaal de grond ontgonnen, kwamen er wegen en volgde de  bebouwing.  Deze bebouwing hield op waar de aanleg van de weg stopte. Voor de negentiende eeuw was de huidige Oude Baan de verbindingsweg tussen Antwerpen en Breda en ’s Hertogenbosch, vandaar ook de oude woonkernen langs die oude baan. In Wuustwezel liep de Oude Baan van het huidige hotel Dennenhof in Maria-ter-Heide dwars door het huidige domein van Koch, de huidige Oude Baan, Oud-Gooreid, Akkerveken, Sint-Willebrordusstraat, Baan, Kruisweg, Braken, Tereik en dan naar de Nederlandse grens. Het was een slingerende weg die tevens de verbinding vormde tussen de kleine woonkernen, die als eilandjes verspreid lagen in de eindeloze heidevlakten. Deze heidevlakten waren bezaaid met vennen en bossen.

Het nieuws over de aanleg van een grote baan tussen Antwerpen en Breda werd vol enthousiasme onthaald. Gooreind kreeg een rechte baan waarlangs geen enkel huis stond. Op 4 oktober kocht Jean François Joseph Mertens, “Maître de la poste à chevaux à Anvers” 100 ha heidegrond van de gemeente. Hij richtte een paardenpost op. Voor het overige werd er nog niet tegen de Bredabaan gebouwd.  Op de kadasterplannen van 1834-1835 staan er slechts 8 huizen langs de Bredabaan.  De reden hiervoor was dat het grondgebied van het huidige Gooreind bijna volledig in handen was van grootgrondbezitters. Slechts zeer geleidelijk zou daar verandering in komen. De nieuwe grote steenweg, in 1811 dwars door het dorp aangelegd, bevorderde meer en meer de ontginning en bebouwing van de streek.

Tijdens de Hollandse periode (1815-1830) was het ontluikende Gooreind het industriële tijdperk binnengetreden: een Brusselaar bouwde er in het huidige “Goed van Koch” een fabriek van vitriool en zwavelzuur, samen met 16 huisjes voor zijn arbeiders. In 1856 komt er een steenbakkerij, in 1886 een goed draaiende brouwerij, en inmiddels was in 1881 - met drie sigarenmakers - de aanzet gegeven tot het tabaksbedrijf Verellen, dat lang zijn stempel zou drukken op de Gooreindse leefgemeenschap. Maar ook dat is weeral geschiedenis. We mogen ook de familie Koch niet vergeten te vermelden. Verschillende generaties hebben hun steentje bijgedragen tot de ontwikkeling van Gooreind. Jammer genoeg resten er enkel nog twee toegangspoorten. Hun kastelen zijn na de Tweede Wereldoorlog vernield.

Naarmate de bevolking van Gooreind groeide, ontstond ook de vraag naar een eigen kerk, zodat de inwoners van Gooreind niet steeds de lange weg naar de kerk van moederdorp Wuustwezel hoefden af te leggen. In 1828 was reeds een eerste poging ondernomen om op staatskosten een kapel of kerk te krijgen. In 1843 volgde een tweede verzoek. Het zou een strijd worden van 28 jaar, waarin de gezagdragers van Wuustwezel alle middelen hebben aangewend om het ontstaan van een zelfstandige parochie in Gooreind te verhinderen. In 1871 had Gooreind tenslotte een eigen parochie, een eigen pastoor en de pastoor had een kerk ... zonder vloer of meubelen. Vóór de eeuwwisseling was de kerk alweer te klein. Er begon een nieuwe moeizame onderhandelingsronde met hetzelfde moederdorp, tot in 1939. Op 2 mei 1939 werd de nieuwe en huidige sint-Jozefkerk van Gooreind geconsacreerd door kardinaal Van Roey.

Groot Schietveld

Het voormalig kloosterdomein van de Franciscanessen is ook – letterlijk – verbonden met het Groot Schietveld dat ten zuiden grenst aan het kloosterdomein. Samen met het Klein Schietveld in Brasschaat en de Kalmthoutse Heide vormt dit Groot Schietveld nog een restant van het oorspronkelijke Kempense heidelandschap dat tot enkele eeuwen geleden het noorden van de provincie Antwerpen domineerde. Na de middeleeuwse veenontginningen, waarbij zandlagen aan de oppervlakte kwamen, ontstond hier een uitgestrekt landschap van stuifduinen, heiden, vennen, beekdalen en plaggengronden. Begin twintigste eeuw werden vele van de veengebieden omgezet tot landbouwgrond en weiland of tot productie-naaldbossen.

Het Groot Schietveld heeft dit lot niet ondergaan en dit dankzij Willem I, koning der Nederlanden. Rond 1820 gebruikte hij dit gebied als militair oefenterrein, vooral als schietterrein. Bij de onafhankelijkheid van België in 1830 werd dit kamp overgenomen door het jonge Belgische leger. Tot op de dag van vandaag is dit gebied in gebruik als schietterrein. Niettegenstaande deze militaire activiteiten heeft dit gebied een zeer grote natuurwetenschappelijke waarde. Denken we maar aan de adderpopulatie, de grootste in Noord-West-Europa. De schietoefeningen zijn in dit woeste gebied trouwens niet zonder gevaar: op vrijdag 23 april 2021 richtte een verwoestende brand een enorme ravage aan op het Groot Schietveld. Op een dag tijd ging bijna 750 hectare heide en bos op in de vlammen, vlammen die veroorzaakt werden door militaire schietoefeningen.

De variatie in reliëf en bodem van het Groot Schietveld resulteert in een grote verscheidenheid aan vegetatietypen, gaande van vennen en heide tot broekbossen. Het hoogste gedeelte van het Groot Schietveld is de waterscheidingsrug tussen het Schelde- en Maasbekken. Op basis van bodemgebruik kunnen vier deelgebieden worden onderscheiden: het open heidegebied, bos, grasland met historisch gebruik als graas- en hooiweiden en parkdomeinen. Het landschapstype van het Groot Schietveld is het resultaat van een oud landbouwsysteem. De talrijke vennen vormen de sporen van turfwinning tussen de veertiende en de negentiende eeuw. Zo weten we dat de heer van Wuustwezel in 1440 zijn woeste gronden in gebruik gaf aan zijn onderdanen. Die stukken ingenomen heide dienden afgezet te worden, wat in de heide het beste ging met een wal en een greppel. Dergelijke heiblokken herkennen we nog steeds, maar dan vooral in het Marum.